Dove kinderen met vroege cochleaire implantatie halen achterstand snel in"Vroege cochleaire implantatie stelt doofgeboren kinderen in staat om op hele korte termijn de achterstand in taalontwikkeling tegenover hun horende leeftijdsgenootjes in te halen. Rond de leeftijd van twee jaar hebben ze zo net als normaal horende kinderen de bouwstenen in handen om Nederlandse woordjes te beginnen spreken."

Op maandag 2 mei promoveerde Inge Molemans (Overpelt) aan de Universiteit Antwerpen tot doctor in de taalkunde. Zij vergeleek voor haar proefschrift de brabbels van normaal horende baby's tussen 6 en 24 maanden met de brabbels van ernstig gehoorgestoorde kinderen met een cochleair implantaat (CI). Haar onderzoek toont aan dat cochleaire implantatie op hele jonge leeftijd de achterstand in taalontwikkeling beperkt. De resultaten van dit onderzoek tonen zelfs aan dat vroege cochleaire implantatie doofgeboren kinderen in staat kan stellen om op hele korte termijn de achterstand tegenover hun horende leeftijdsgenootjes in te halen. Rond de leeftijd van twee jaar hebben ze zo net als normaal horende kinderen de bouwstenen in handen om Nederlandse woordjes te beginnen spreken.

Als een baby of jonge peuter zijn of haar eerste woordjes produceert, oogst hij/zij daarmee meestal veel applaus en bewondering. Vooraleer de eerste woordjes er komen, heeft zo"n kindje echter al een heel belangrijk deel van de spraakklankontwikkeling doorlopen. De eerste woorden vormen de bekroning van de prelexicale fase, die gekenmerkt wordt door de productie van onverstaanbare klanken en het typische brabbelen met reeksen als ba-ba-ba of ma-ma-ma.

Die natuurlijke spraakklankontwikkeling van geluidjes over brabbels tot woordjes, is een pak minder evident voor baby's die geboren worden met ernstig gehoorverlies. Dat verschil wordt vanaf de brabbelperiode duidelijk. Daarom vergeleek Inge Molemans de prelexicale klankontwikkelingen van een grote groep normaal horende baby's met die van een groep doofgeboren baby's die op hele jonge leeftijd een cochleair implant hebben gekregen. Een cochleair implant is een elektronisch hoorapparaat waarbij elektroden chirurgisch in het binnenoor worden ingebracht. Die elektroden nemen de functies van de beschadigde gehoorcellen over. Door deze ingreep krijgt zo"n doofgeboren baby ook toegang tot geluid. Maar hoe test je of dat genoeg is opdat zo"n baby - die nog niet kan spreken - op termijn ook gesproken taal zou ontwikkelen?

Alle onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op de analyse van authentieke, dagdagelijkse interacties tussen ouders en hun erg jonge kinderen. Hiervoor werden gedurende anderhalf jaar maandelijkse video-opnames gemaakt bij niet minder dan 53 gezinnen in Vlaanderen (43 gezinnen met normaal horende kinderen, 10 gezinnen met kinderen die een cochleair implant hebben). Aan de ouders werd gevraagd om tijdens die opnames op de normale manier met hun baby om te gaan, te praten en te spelen. Nooit eerder werkte zo"n grote groep jonge gezinnen zo intensief mee aan het taalontwikkelingsonderzoek in het Nederlandse taalgebied.

Bij het begin van de brabbelfase (6-11 maanden) hebben baby's met een cochleair implant een achterstand in de spraakklankontwikkeling in vergelijking met hun horende leeftijdsgenootjes: ze brabbelen nog niet op de gebruikelijke leeftijd en hun uitingen zijn minder lang en minder complex dan die van horende kinderen van dezelfde leeftijd. Die achterstand is niet verwonderlijk: doofgeboren kinderen met een cochleair implant hebben tijdens hun eerste levensmaanden amper iets gehoord en hebben nog geen ervaring opgebouwd met het horen van de eigen stem en het taalaanbod in hun omgeving.

Uit het onderzoek blijkt volgens Inge Molemans heel duidelijk dat deze kinderen hun achterstand in hoog tempo inhalen vanaf het moment dat hun implant wordt aangeschakeld. De toegang tot geluid die het implant hen biedt, stimuleert een versneld proces van prelexicale klankontwikkeling in hun spraak. Na slechts luttele maanden ervaring met hun implant beginnen ook zij te brabbelen en worden hun uitingen bijna net zo complex als die van horende leeftijdsgenootjes. Als de kinderen 2 jaar oud zijn, is het verschil met kinderen die zonder gehoorproblemen geboren zijn bijna volledig verdwenen. Net als horende kinderen hebben kinderen met een cochleair implant dan de bouwstenen in handen om in ijltempo Nederlandse woorden te verwerven.


Het proefschrift van Inge Molemans is getiteld: "Brabbelklanken. Een longitudinale studie van aspecten van het prelexicale spraakrepertoire van jonge kinderen die Nederlands verwerven: normaal horende kinderen en gehoorgestoorde kinderen met een cochleair implant ("Sounds like babbling. A longitudinal investigation of aspects of the prelexical speech repertoire in young children acquiring Dutch: normally hearing children and children with a cochlear implant."). Haar promotor was Steven Gillis. Paul Govaerts was haar copromotor.


(Bron: persbericht UA)


(dd - 4/5/2011)

We respecteren je privacy.
Door op deze website te surfen aanvaard je functionele en analytische cookies, bedoeld om de site goed te laten werken. Hier geen trackingcookies.