“Met de bedienden spraken wij Vlaams,” vertelt de Brusselse elite die het nog heeft meegemaakt. Bedienden sliepen onder de nok en werkten in het souterrain. Dames en heren woonden tussen zolder en kelder, en spraken Frans onder elkaar.

Vlamingen die wilden meetellen in dat goede België konden studeren, in het Frans. Nederlands was immers niet geschikt voor hoger onderwijs of wetenschapsbeoefening.

 

Nederlandstalig onderwijs werd pas in 1932 toegelaten in de juridische faculteit van de Gentse universiteit.

Gevolg was dat de elites in België, ook de Vlamingen onder hen, tot na de Tweede Wereldoorlog Franstalig waren of werden. De gevolgen van deze nu onvoorstelbare taaldiscriminatie laten zich nog steeds voelen, in sociale verhoudingen en in de politiek.

De Nederlandse taalrechten die de Vlamingen ruim een halve eeuw geleden na veel strijd verworven hebben, laten zij zich niet gauw afnemen.

 

Aan de Nederlandse universiteiten heerste een halve eeuw geleden onbedreigd het Nederlands.

Iedereen sprak Nederlands, ook docenten en studenten uit het buitenland, al waren dat er weinig. Nederlanders telden internationaal mee in de academische disciplines en het bedrijfsleven, zij kenden drie andere moderne talen en werden daarvoor gewaardeerd. Na 5 eeuwen stapsgewijze ontwikkeling van het Nederlands tot cultuur- en wetenschapstaal die zich kon meten met andere Europese talen, werd eind vorige eeuw vrij plotseling een andere weg ingeslagen. Niet terug naar het Latijn, maar vooruit naar het Engels.

Wat waren de motieven van degenen die deze omslag bewerkten en waaraan ontleenden zij hun inzichten? Waren het de managers, vaak oud-bedrijfsleiders of bedrijfseconomen, die de universitaire colleges van bestuur gingen bemannen en de traditionele autoriteit van de hoogleraren verdrongen? De tijdgeesten heetten globalisering en privatisering, ook van het onderwijs. Neoliberalen spraken van het in de markt zetten van de universiteit die het product ingenieurs, artsen, juristen en doctorandussen leverde voor de wereldmarkt.

Een meerderheid van de politieke klasse gedoogde dit beleid, ook al was het in strijd met de wet en ook al moesten de banden met de Nederlandse samenleving losser worden.

Extreem voorbeeld is de universiteit Maastricht. Maastricht hanteert de slagzin ‘Engels, tenzij …’ en bagatelliseert het rapport ‘Nederlands, tenzij …’ van de KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen). De universiteit schrijft “op weg naar een internationale academie” te zijn: bestuur en beheer spreken er Engels en ook docenten en studenten worden verondersteld Engels te spreken.


Men stelt geen vragen bij de kwaliteit van het onderwijs dat onder druk staat als vrijwel alle betrokkenen een taal gebruiken die de hunne niet is. Voor welke markt deze universiteit de vooral Nederlandse studenten klaarstoomt, is niet duidelijk. De meesten zullen in Nederland werk zoeken, en daar moeite hebben zich aan de taal aan te passen.


Steeds meer Nederlandse en Vlaamse culturele en wetenschappelijke organisaties maken zich zorgen en wensen dat het Nederlands helemaal terugkeert in de collegezalen.


Het is niet wenselijk dat Nederlandse universiteiten de toekomstige intellectuelen opleiden in het Engels, om in Nederland in gebroken Engels of gebroken Nederlands te functioneren. Help!... de dokter, de rechter of zelfs de minister spreken een soort Engels, dat willen Nederlanders toch niet meemaken?


Studenten moeten daarom in eigen land in de eigen taal kunnen studeren en examens doen, ook al is dat anno 2008 niet meer het geval voor de meeste studierichtingen in Nederland.


Ook ‘Europa’ moet zich zorgen maken over de voortvarendheid waarmee in Nederland het academische Nederlands wordt afgebroken. Die ontwikkeling leidt tot culturele eenvormigheid en eentaligheid en staat haaks op het politieke project ‘Europa’, en het sociaal-culturele model dat Europa voor ogen staat met de nadruk op culturele en taaldiversiteit en meertaligheid. Als het Nederlandse voorbeeld in meer Europese landen zou worden gevolgd, leidt dat tot voortschrijdende politieke onlust en onrust.

(auteur: Jan Roukens)

 

Jan Roukens is bestuurslid van de stichting Nederlands. Hij is coördinator van het congres over ‘Nederlands in het hoger onderwijs en in de wetenschap’, dat de stichting Nederlands en de verenigingen NL-Term en Algemeen Nederlands Verbond (ANV) op 10 oktober organiseren in het Vlaams Parlement in Brussel.


Deze opiniebijdrage werd eerder gepubliceerd in Transfer (www.transfermagazine.nl), het vakblad over de internationalisering van het hoger onderwijs en onderzoek in Nederland.


Uit een inventariserend onderzoek dat Albert Oosterhof (UGent) vorig jaar uitvoerde in opdracht van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland blijkt dat in Nederland in de masterfase de helft of meer van het onderwijs in het Engels gegeven wordt. Aan de Vlaamse universiteiten is het aandeel van het Engels (doorgaans) beperkter en het is over de voorbije jaren ook hooguit in (relatief) beperkte mate toegenomen.


Meer info over het congres (programma en inschrijvingen): www.stichtingnederlands.nl/aanmelding2.html

 

 

We respecteren je privacy.
Door op deze website te surfen aanvaard je functionele en analytische cookies, bedoeld om de site goed te laten werken. Hier geen trackingcookies.