Atlas van de Nederlandse taal - recensie Luk VanrespailleBoeken over taal zijn vaak technisch, richten zich op één specifiek aspect en zijn meestal nogal saai. Dat zegt uitgeverij Lannoo, maar met de Atlas van de Nederlandse taal - alles wat elke taalliefhebber altijd al wilde weten over het Nederlands - wil Lannoo daar "resoluut korte metten mee maken".

De "Atlas van de Nederlandse taal" is een uitgave van Lannoo (2017) in een Vlaamse en een Nederlandse editie van de hand van Fieke Van der Gucht, Johan De Caluwe, Mathilde Jansen en Nicoline van der Sijs.

Luk Vanrespaille las beide edities. Hier is zijn uitgebreide recensie.

 

Luk Vanrespaille, Leuven - Het gaat goed met het Nederlands, ondanks alle gejammer over jongeren die niet meer kunnen schrijven, over sms-taal, over te veel Engels in het onderwijs, en ga zo maar door.

Het Nederlands is absoluut een levensvatbare taal, nr. 8 van de officiële EU-talen, wereldwijd ergens rond plaats 40 van de zowat 7.000. En dat is nog zonder het Afrikaans gerekend, dat als een afzonderlijke taal wordt beschouwd. Iets wat het Vlaams ook nog wel eens zou kunnen overkomen, maar om daar uitsluitsel over te geven hebben we niet zozeer een atlas nodig maar een teletijdmachine.

Dat het goed gaat met onze taal is geen gevolg van boeken als de toch al enige tijd geleden verschenen Atlas(sen) van de Nederlandse Taal en dat geven de auteurs ook grif toe. Veeleer zal het omgekeerde het geval zijn. We houden van onze taal. We verkiezen dapper woorden van het jaar en pennen grote dictees neer. En dus durft een Vlaamse uitgeverij het wel aan om ruim anderhalve kilo kennis over het Nederlands op de markt te brengen. In twee edities nog wel en dat is meteen zowat het enige dat we eraan kunnen betreuren, maar daarover later meer.

Eerst die titel. Een atlas? Wie het boek al in handen had, weet dat er kaarten in staan maar ook veel meer dan dat. Je kunt er niet zomaar de weg in opzoeken, maar moet er integendeel je weg wat in vinden. En een echt naslagwerk is het al evenmin, toch niet met de eindeloze flexibiliteit van internet en Wikipedia. Al bevat het achteraan wel een interessante bibliografie, een lijst van websites, een index en een namenregister.

En toch is ‘atlas’ een goed gekozen metafoor.

Het is een verslavend boek, net zoals de lijvige, langzaam ontbindende wereldatlas, met zijn lederen jas, die bij grootmoeder mijn broekventbilletjes deed zweten, als ik hem voor de zoveelste keer maar niet opzij kon leggen. Samen met het boek open je een wereld waarover het werk niet uitgepraat geraakt. Het is daarmee een volwaardige atlas in de 3e woordenboekbetekenis: “verzameling prenten, portretten, tekeningen die betrekking hebben op (de geschiedenis van)…” een taal, in dit geval.

De prachtige tekeningen en de vele infografieken zijn het werk van Stijn Fabri en Steven Theunis. Maar het boek is daarnaast nog "geïllustreerd" met ontelbare voorbeelden, citaten en weetjes.

Daarvoor en voor de vlot geschreven en toegankelijke teksten tekenden netjes twee Vlaamse en twee Nederlandse auteurs, Fieke Van der Gucht (dekommaneuker.be en Universiteit Gent) en Johan De Caluwe (Universiteit Gent) en Mathilde Jansen (kennislink.nl en Meertens Instituut) en Nicoline van der Sijs (Radboud Universiteit en Meertens Instituut). Beide edities zijn het werk van de vier.

Over de inhoud kunnen we kort zijn: hier staat heel veel in, zo niet alles. Ontstaan en evolutie van onze taal, verspreiding en variatie, leenwoorden in en uit ons Nederlands, taboes en eufemismen, voor- en familienamen, vondelingennamen, de taal en het Nederlands van de nieuwkomers, uitspraakverschillen, standaardtaal maar ook dialecten, vloeken en de vele eigenaardigheden van onze taal, zoals dat een mannetjesrat geen rater is, hoewel dat wel opgaat voor kat en kater. En ga zo maar door…

De focus is altijd het Nederlands, maar in flink wat van de meer technische hoofdstukken krijg je en passant ook een dosis algemene taaltheorie en -wetenschap mee. Het gaat dan om etymologie, sociolinguïstiek en -politiek, taalverwerving, en zo kunnen we weer nog even doorgaan.

Wat er niet in staat zijn regels. De atlas is resoluut descriptief, niet prescriptief. Dit is geen boek voor wie houvast zoekt, voorschriften, geboden en verboden, lijsten van ‘Zeg niet geldbeugel, maar ‘portemonnee’… Als je ze er al vindt, is het bij wijze van illustratie bij verschijnselen als hypercorrectisme, volksetymologie…

Er zijn zestig hoofdstukken van doorgaans vier bladzijden. Daar wordt slechts een enkele keer van afgeweken, zoals voor het deeltje over de stamboom van het Nederlands. Het gaat daarbij om dezelfde hoofdstukken in beide edities, op slechts vier uitzonderingen na, wat niet wil zeggen dat de 56 overige hoofdstukjes identiek zijn. Vaak verschilt zelfs de titel al.

Enkele te Vlaamse titels werden in de Nederlandse editie vervangen, zoals het Willem Vermandere citerende ‘Ik zag Turken aan de Schelde, Marokkanen in de stad van Gent’, of ‘De helaasheid van het epibreren’. Tegelijk konden enkele zeldzame slordigheden zoals ’fenoneem’ gecorrigeerd worden, slordigheden die overigens nogal vaak voorbeelden uit andere talen (be)treffen: ‘quatro’ (in plaats van quattro), ‘néerlandes’ (in plaats van neerlandés), ‘il purtroppità’ (in plaats van la purtroppità). Van een stiefmoederlijke behandeling gewagen zou te sterk zijn maar het is duidelijk welk kind in dit rijkgevulde album met alle aandacht gaat lopen: mijn taal, schone taal.

De Atlas van het Nederlands is het gedroomde boek om te leren over het Nederlands en over taal in het algemeen maar waardeloos om Nederlands te leren. Het is in de eerste plaats een boek voor wie houdt van zijn Nederlandse taal en haar dus weliswaar geen geweld wil aandoen. Maar expliciete tips zul je er tevergeefs in zoeken. Het is een boek voor wie meer achtergrond wil en — wel ja — voor wie al eens met een weetje wil uitpakken. Toch kan de taalgebruiker er ook inspiratie vinden, de taalprofessional nieuwe, aanvullende inzichten en de purist volop argumenten om de zaken genuanceerder te beoordelen. Worstel je met een gebrek aan verhullende termen, dan biedt het hoofdstuk over eufemismen allicht soelaas, om maar één voorbeeld aan te halen.

De verschillen tussen Vlaanderen en Nederland zijn evident. Er zijn dus typisch Belgische hoofdstukken, bijvoorbeeld over de taalwetten en de verhouding met de Franstaligen in het land. In ruil daarvoor krijgen de lezers van de editie Nederland het verhaal van de Friese taal voorgeschoteld, dat het Vlaamse publiek grotendeels onthouden wordt. Ook de bladzijden over het Verkavelingsvlaams of de steile opgang van de Gooise ‘r’ in Nederland komen slechts in een van de beide edities voor.

Talen evolueren en dat is een interessant gegeven. De auteurs zullen de eersten zijn om dat te beamen. De talen van de beide lage landen hebben naast een gedeelde geschiedenis ook een eigen ontwikkeling. Het Vlaams heeft onmiskenbaar een emancipatie doorgemaakt en zal misschien ooit als een afzonderlijke taal beschouwd moeten worden.

Het nu al bestaande verschil komt duidelijk tot uiting in het verschijnen van twee edities, maar al bij al valt dat te betreuren. Welke connaisseur wil nu niet van het bestaan van Opperlands weten en het boek lijkt me toch dik genoeg om ook de Nederlandse taalliefhebber diets te maken wat crooïsmen zijn, waarmee ik niet gesuggereerd wil hebben dat de virtuositeit van HBC en HDC van hetzelfde niveau zijn.

Het boek gaat de verschillen niet uit de weg. De Nederlanders vernemen in grote lijnen hoe de Vlaamse taalstrijd verlopen is en omgekeerd krijgt ook de Vlaming een inkijk in de veel grotere rol die de Bijbel(vertalingen) voor het Nederlands van zijn noorderburen heeft gespeeld.

Maar er had meer in gezeten. Er zijn massa’s interessante verschillen en die zijn subtieler dan de zoveelste grap gebaseerd op de uiteenlopende context waarin ‘gepoept’ wordt, boven en onder de Moerdijk. Ook met die laatste uitdrukking verwijzen beide volkeren trouwens naar een andere grens. En nu we het er toch over hebben...  Terwijl de Vlaamse versie het in het hoofdstuk over taboes en eufemismen vrijmoedig over kakken en scheten heeft, houdt de Nederlandse het enigszins beschroomd bij winden en stoelgang.

Nederlanders spreken volgens bepaalde onderzoekers ook meer vreemde talen dan Belgen (inclusief de Walen), maar het zou best kunnen dat ze hun kennis wat overschatten, want het onderzoek peilde naar de eigen appreciatie. Die laatste kritische knipoog staat in de Vlaamse maar is in de Nederlandse editie geschrapt.

We willen noch het Nederlandse wiel noch het Vlaamse warm water opnieuw uitvinden maar één editie had toch wel bijkomende mogelijkheden geboden. Dat een beginnende Nederlandse professor jaarlijks 10.000 euro meer verdient of althans ontvangt dan een Vlaamse moeten we nu noodgedwongen tussen de regels, of beter tussen de boeken lezen.

Verschil in wetgeving leidt inderdaad tot onherroepelijke verschillen tussen beide ‘landen’, bijvoorbeeld bij naamgeving en veranderen van naam, maar wie vindt het erg om daarover te lezen, ook al is het dan maar deels van toepassing op de eigen situatie. Ook de lijstjes met de meest frequente familienamen wil ik best van zuid én noord, al is het maar om even te glimlachen als ‘van Dijk’ en ‘Visser’ daar inderdaad blijken in op te duiken.

Dit gezegd zijnde willen we niet zeuren. De Atlas is een schitterend boek om op de salontafel te laten slingeren. Wie zich geen vragen stelt bij (onze) taal vindt ze gewoon op het voorplat en grijpt dan voor de antwoorden misschien wel naar deze prachtige uitgave.

De Atlas is een levend boek, met een website (atlasvandenederlandsetaal.com) en een Facebookpagina. En de Atlas is een onuitputtelijke bron waaraan iedere rechtgeaarde taalliefhebber of vriend van het Nederlands zich uren- en dagenlang kan laven en waar ook de doorgewinterde gebruiker nog veel uit opsteekt.

Heel wat historisch gegroeide eigenaardigheden worden er op overtuigende wijze verklaard. Hoeveel jonge mensen weten bijvoorbeeld nog dat we ooit twee spellingen gehad hebben, en dat was voor één keer geen Vlaamse en een Nederlandse. En waarom hebben we nu naast het groene boekje ook het witte? Je vindt er zelfs een aanvaardbare uitleg om mee uit te pakken als er nog maar eens commotie ontstaat over een (al dan niet door jezelf gemaakte) dt-fout.

Persoonlijk heb ik er ook gewoon een pak leuke woorden bijgeleerd, bijvoorbeeld over dieren en hoe we hun vrouwtjes en (gecastreerde) mannetjes, hun jongen, hun geluiden, hun geslachtsdrift en hun groepen noemen.

En dan die weetjes, natuurlijk. Tal van weetjes, het ene al opzienbarender dan het andere, zoals de etymologie van het woordje ‘gas’. Die is er namelijk niet. De Vlaamse arts, filosoof en scheikundige Van Helmont zoog het woord gewoon uit zijn duim, al liet hij zich naar eigen zeggen inspireren door het Griekse ‘chaos’. Of dat grammatica glamoureuzer is dan je zou denken. En dat ‘dumbhead’ van het Nederlands afstamt, dat hoort toch ieder van ons te weten.


Luk Vanrespaille is freelance taalboer, met een filosofische achtergrond. Hij schrijft, vertaalt, interviewt, rapporteert, recenseert en leest uiteraard graag en veel. Zijn mailadres is Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. en zijn website al een eeuwigheid in aanbouw.


ISBN (Editie Vlaanderen): 9789401432924

ISBN (Editie Nederland): 9789401442053

 

Meer info: https://www.lannoo.be/nl/atlas-van-de-nederlandse-taal-editie-vlaanderen

Meer info: www.atlasvandenederlandsetaal.com

 

We respecteren je privacy.
Door op deze website te surfen aanvaard je functionele en analytische cookies, bedoeld om de site goed te laten werken. Hier geen trackingcookies.