Bij Amsterdam University Press is het boek "Een sprinter is een stoptrein zonder wc" van Ronny Boogaart verschenen. De ondertitel luidt: "de sturende kracht van taal".
Met dit boek wil de auteur de lezer ervan bewust maken dat taalgebruik altijd sturend is. Taal stuurt. Altijd. "Meestal ben je je er niet van bewust dat je stuurt, of dat je wordt gestuurd. Sturen kan in kleine dingen zitten, zoals in de volgorde van de woorden, in een onopvallend woord of in een subtiel verschil. Soms is de sturing helemaal impliciet."
Luk Vanrespaille las dit boek over taal, dat gaat over het verschil tussen wat mensen zeggen en wat ze bedoelen, over de effecten die hun woorden - soms bedoeld, soms onbedoeld - hebben op lezers en luisteraars, en vooral ook over wat mensen niet zeggen. En hij schreef er deze recensie over.
De Leidense taalkundige Ronny Boogaart heeft met Een sprinter is een stoptrein zonder wc een al bij al merkwaardig boekje geschreven. En dat verkleinwoordje is eerder letterlijk bedoeld en niet sturend, zoals hij dat zou zeggen. Het boekje is immers dun - goed 140 blz. - en pretentieloos. Afgezien van een inleidend hoofdstuk recycleert Boogaart hier een vijftiental cursiefjes die eerder in VakTaal, vakblad over neerlandistiek, zijn verschenen.
Die cursiefjes - het verkleinwoord is hier vergroeid met de term - kunnen het beste vergeleken worden met wat Ludo Permentier elke maandag in De Standaard doet, onder de titel Woorden weten alles: subtiele taalmechanismen die elke native speaker feilloos maar onbewust in de vingers heeft op de linguïstische snijtafel leggen.
Is dat interessant? Voor de doorsnee taalgebruiker niet, want voorschriften geeft Boogaart er niet bij. Ook broodschrijvers moeten er niet op rekenen dat ze met Boogaarts bloemlezing hun trukendoos uitbreiden. Zijn aanpak is immers bijna altijd louter beschrijvend.
En passant kom je wel wat over taalfilosofie en pragmatics te weten, maar op een niveau waar de niet-ingewijde perfect kan volgen. Voor de gevorderden is op het einde van elk hoofdstukje een alinea ‘Aantekeningen’ ingevoegd, met tips voor verdere lectuur.
Terug naar dat ‘boekje’.
Sommige kelners bedienen zich met een ergerlijke systematiek en volharding van diminutieven. Daarmee willen ze vriendelijk en beleefd overkomen. Dat is sturend taalgebruik, want met andere en bijkomende bedoelingen dan wat letterlijk gezegd wordt. Veel sturend taalgebruik is volgens Bogaart aan de eufemistische kant, maar hij trekt daar geen conclusies uit. Of zijn voorbeelden wijzen in de richting van taaleconomie, maar ook dat concludeert hij enkel tussen de lijnen door. We zouden kunnen zeggen dat Boogaart de lezer niet stuurt, maar hem of haar zelf de synthese laat maken.
De auteur verdeelt zijn lijst van sturende voorbeelden in twee categorieën: woorden en grammatica. Woorden sturen uiteraard op grond van hun connotatie(s): bedoeling en betekenis vallen niet noodzakelijk samen. En grammaticale constructies sturen... tja, omdat de hele taal nu eenmaal bijzonder veel redundantie vertoont. Alles kan op veel manieren gezegd worden en “kiezen is sturen”, weet Boogaart.
Dit gezegd zijnde is een boekje publiceren over sturend taalgebruik ook kiezen en dus sturen. Boogaart doet naar eigen zeggen wel eens aan “Paulien Cornelisse voor gevorderden”, maar dit boekje valt wat dat betreft nogal mee. Hij schuwt duidelijk het jargon, geeft het zijn plaats in de aantekeningen of legt het als een ervaren docent netjes uit. Wie ben ik om op die keuze kritiek te hebben? Wetenschapspopularisering behoort heel terecht ook tot de opdracht van de academicus.
Wel gaat Boogaart geheel voorbij aan het feit dat in dit college ook Vlamingen zitten, die toch ongeveer een kwart van het publiek uitmaken. Een enkel keertje gaat hij in op de evidente verschillen tussen het Noord- en het Zuid-Nederlands, maar voor het overige lijkt hij er niet wakker van te liggen en gebruikt hij de term ‘Nederlands’ alsof hij voor iedereen helemaal probleemloos gedefinieerd is. Hoeveel Nederlandstalige Belgen weten bijvoorbeeld wat een sprinter is? Denken zij niet eerder aan een wielrenner met meer dan gewone dijspieren dan aan een tramachtige trein van de Nederlandse Spoorwegen?
De vraag of dit alles nu interessant is, hadden we nog maar gedeeltelijk beantwoord. Wat Boogaart zijn studenten en zijn lezers laat zien, is dat ‘vanzelfsprekende’ dingen interessant worden, precies door er bij stil te staan. Niets in taal, in geen enkele taal, is van-zelf-sprekend. Er is integendeel altijd een subject dat spreekt, een taal die van zich laat spreken, een context die meespreekt. Voor al wie zich taalliefhebber noemt dus toch wel een aangenaam boekje. Klein en dus handig voor op de P-trein!
Luk Vanrespaille is freelance taalboer, met een filosofische achtergrond.
Hij schrijft, vertaalt, interviewt, rapporteert, recenseert en leest uiteraard graag en veel.
Zijn mailadres is
Ronny Boogaart werkt als docent en onderzoeker aan de Universiteit Leiden en is daar verbonden aan het Leiden University Centre for Linguistics (LULC). Hij geeft colleges bij de opleidingen Nederlands en Taalwetenschap en is redacteur van het wetenschappelijk tijdschrift Nederlandse Taalkunde.
Het boek is ook als e-boek verkrijgbaar in pdf en ePub-formaat. Op de website van de uitgever is het eerste hoofdstuk in te kijken.
ISBN (paperback): 9789089648952
Meer info: http://nl.aup.nl/books/9789089648952-een-sprinter-is-een-stoptrein-zonder-wc.html