Bij de Nederlandse uitgeverij Athenaeum—Polak & Van Gennep is het boek "Die taal, die weet wat" van taalonderzoeker en dialectoloog Jan Stroop verschenen. Dit boek gaat over de Nederlandse taal en meer precies over wat er in het Nederlands grammaticaal allemaal kan. En niet kan. Of niet mag. En hoe dat komt. Er zijn immers taalregels - "kunstjes die je op school hebt geleerd" - maar er is ook taalgevoel. Pak nu groter dan of groter als. Jan Stroop spit het helemaal uit voor de lezer. Hij nodigt uit om daarover genuanceerd na te denken. Zelf zegt hij geen mening te hebben. Oordeel zelf!
"Die taal, die weet wat" (196 blz.) met als ondertitel "Over wat kan en niet kan in het Nederlands" is een informatief boek dat de lezer duidelijk wil maken dat taal nog iets anders is dan de taalregels die je op school hebt geleerd (Zeg groter dan); er is ook je taalgevoel (Toch ook groter als?).
Allemaal perfecte sprekers
In de inleiding van zijn boek zet Jan Stroop meteen de toon. Over taal: "Er is geen onderwerp dat zoveel commotie veroorzaakt. Iedereen heeft er wel een mening over en meestal ook meteen een oordeel. Bij taalonderzoekers ligt dat anders. Die hebben geen mening, maar ze zijn vaak wel gefascineerd door wat ze in een taal ontdekken. Ze worden er niet door geëmotioneerd. Emoties kom je tegen bij taalliefhebbers, mensen die het beste met de taal voorhebben en die meestal ook precies weten wat het beste is voor een taal. Dat ‘weten’ betekent in de praktijk trouwens meestal dat ze vasthouden aan wat hen ooit verteld is. Ze vinden bijvoorbeeld dat dat hen uit mijn vorige zin hun moet zijn. Ze gruwen bij het horen van ze heb, om van het vreselijke hun hebben maar te zwijgen. Een taalkundige kijkt daar anders tegenaan. Die weet dat iemand die zijn moedertaal spreekt, geen fouten kan maken. Het doet er ook niet toe of die moedertaal het ABN is of een dialect. Ook niet of iemand veel of weinig schoolopleiding heeft gehad of als analfabeet door het leven gaat. We zijn allemaal perfecte sprekers van onze moedertaal."
We zijn allemaal perfecte sprekers van onze moedertaal. Als de taalliefhebber die het goed voorheeft met de taal dat maar niet misverstaat. Toch hoeft er over het standpunt van Jan Stroop geen misverstand te zijn. In een lezersbrief aan de redactie van de Volkskrant schrijft Jan Stroop: "Er is geen taalkundige die het belang van gedegen en behoudend taalonderwijs relativeert en al helemaal niet met ’t argument ‘taalverandering’. Taalverandering is een verschijnsel dat we onderzoeken. Taalkundigen, die vaak ook ouders zijn, maken onderscheid tussen wat grammaticaal kan (hun hebben) en wat nú maatschappelijk wenselijk en geaccepteerd is (ze hebben). In het onderwijs moet dat laatste leidraad zijn." De lezersbrief is ook in dit boek te lezen.
Jan Stroop oordeelt in zijn boek dus niet over wat (grammaticaal) correct is of over wat mag en niet mag. Zijn persoonlijk motto luidt: "Wat niet kan, kun je niet zeggen en wat je kunt zeggen, dat kan dus gewoon." Zijn insteek is in dit boek altijd taalkundig, vaak historisch taalkundig. Het boek is populariserend, maar straalt een doorleefde zin voor wetenschappelijke "waarheidvinding" uit.
"Die taal, die weet wat" bestaat uit drie delen.
In het eerste deel (Je weet niet wat je weet) gaat de auteur dieper in op zijn motto, op "groter als versus groter dan", op hen versus hun, op een mooi(e) meisje en op het Poldernederlands (Blaaif baai maai). Wanneer zijn die (schoolse) taalregels bedacht, waarom en door wie? Waarom sloegen sommige aanvankelijk wel aan, andere niet? Jan Stroop: "De ergernissen waar veel hedendaagse taalgebruikers last van hebben, komen voor een groot deel voor rekening van personen uit het verleden. Het zijn de zogenaamde grammatici uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw, die onze taal wilden verbeteren en perfectioneren. Het waren geen taalkundigen. Taalkunde in de moderne betekenis van het woord bestond toen nog niet. Het waren juristen, kooplui, mathematici en letterkundigen die de taal erbij deden. Ze worden ook wel ‘spraakkunstenaars’ genoemd."
In het tweede deel (Nooit geweten: blogs en varia) passeren een paar dozijn taalverschijnselen de revue: de spatie tussen Rijks en museum, de meest gebruikte eenwoordige zin van het Nederlands (Klopt!), hoe oud het werkwoord dubben is, waar de k in winterkoninkje vandaan komt en hoe woordomkeringen zoals appelsien en sinaasappel ontstaan.
In het derde deel (Wat ik weet van dialecten) bespreekt Jan Stroop o.m. zijn favoriete dialectwoorden en een aantal onderwerpen en taalverschijnselen uit de Nederlandse dialecten: de geschiedenis en de namen van de zakdoek, de vraag waarom mazelen geen meervoud is en hersens wel, enz.
Voor dit boek was er de voorbije periode al behoorlijk wat aandacht in de media en op de sociale media. In een video-interview met Marc van Oostendorp op Neder-l zegt Jan Stroop: "Al die dingen die je uitgelegd moet krijgen, beklijven niet: groter dan en even groot als. Het blijven aangeleerde kunstjes." Een recensie is ook te lezen op het blog van Milfje Meulskens (Sterre Leufkens en Marten van der Meulen).
Dit boek is grotendeels een bundeling van stukjes en artikelen die Jan Stroop al elders publiceerde, o.a. op Neder-L, het elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek. Het is ook als e-boek verkrijgbaar.
In 2010 verscheen van Jan Stroop het boek "Hun hebben de taal verkwanseld". Jan Stroop (°1938) is momenteel gastonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Daarvoor werkte hij als dialectoloog aan het Meertens Instituut (Amsterdam). Hij wordt ook beschouwd als de "ontdekker" van het Poldernederlands.
ISBN: 9789025304034
Meer info: www.uitgeverijathenaeum.nl/web/Boek.htm?dbid=59463&typeofpage=137187
Meer info: www.janstroop.nl
Meer info: http://nederl.blogspot.be/search/label/columns%20Jan%20Stroop
Meer info: http://nederl.blogspot.be/2013/12/in-t-zuiden-wordt-niet-meer-als-gezegd.html
Meer info: http://www.youtube.com/watch?v=rVRsb0KAPgA
Meer info: http://milfje.blogspot.nl/2014/10/die-stroop-die-weet-wat.html